Zoëlho, op naar een bewuste levensstijl.

Insuline

 

          Laatste bijwerking : 2021.11.19

 

 

Insuline wordt in het organisme geproduceerd door de β-cellen van de pancreas (eilandjes van Langerhans).  

 

Er zijn meerdere hormonen actief voor de verhoging van de glykemie, doch er is maar één hormoon dat de bloedsuikerspiegel verlaagt, en dat is insuline. Omdat daar maar één hormoon voor is, ontstaat er bij een tekort aan insuline onmiddellijk een ziekte, namelijk suikerziekte (diabetes).

 

Als het glucose-gehalte in het bloed stijgt (bv. door het eten van koolhydraten) produceren de bèta-cellen van de pancreas vooral OVERDAG het hormoon insuline.

 

Maar opgelet :

 

De hoofdrol van insuline is niet de bloedsuikerwaarden te doen dalen, maar de opgenomen energie te helpen opslaan als glycogeen (beperkt) en vet (onbeperkt) voor toekomstige noden. Een daling van de bloedsuikerwaarden is daar maar een gevolg van.

 

    • Een toename van insuline is een signaal voor het organisme dat er een overmaat aan glucose (brandstof) ter beschikking is

 

      • de vetverbranding wordt gestopt en aan alle lichaamscellen wordt via het hormoon insuline gemeld dat er glucose beschikbaar is; de cellen beslissen zelf of zij glucose nodig hebben of niet, en hoeveel glucose ze in de cel toelaten.

 

        • alle overtollige glucose wordt in de lever en in de spieren als glycogeen en in de spieren ook als verzadigd vet opgeslagen.

 

(de opslag als glycogeen is beperkt : in geval van overaanbod wordt het overtollige glucose in de vorm van vet onbeperkt in de adipose-weefsels opgeslagen)

 

    • Opgelet : 's avonds en 's nachts daalt de insuline-secretie door de pancreas waardoor dan aangevoerde koolhydraten voor een langere verhoogde suikerconcentratie in het bloed (glykemie) zorgen.

 

Insuline

    • bevordert dus de synthese van glycogeen en vetten,

    • bevordert in celmembranen de doorgang van glucose

    • remt de vrijstelling van vetzuren uit vetweefsel

    • remt de conversie van aminozuren en glycerol in glucose (gluconeogenese)

    • stimuleert de omzetting van glucose in vetzuren en glycerol, de moleculen die worden gebruikt voor de synthese van lipiden (triglyceriden) in vetweefsel, waar vet wordt opgeslagen

    • is een anabool hormoon dat de groei bevordert (de synthese van eiwitten)

 

Overzicht inhoud :

 

Rol in het organisme

 

Verstoring van de koolhydratenhuishouding

 

Hormonale partners

 

Minerale partners

 

Insuline-resistentie

 

Praktisch

Inhoud :

         

Rol in het organisme :

 

Insuline brengt de glucose binnen in de cel via de insulinereceptoren (IR) :

 

De insulinereceptor (IR) is een transmembranair signaalproteïne :

 

      • spier- en levercel : 40 tal IR

      • vetcel : 200.000 IR

      • hersencel : geen IR (geen insuline nodig om glucose in de hersencel te brengen)

 

 De cel gebruikt de glucose verder op de 3 volgende manieren :

 

      • ongeveer 50% wordt gebruikt voor onmiddellijke verbranding/energie

      • ongeveer 10% wordt gestockeerd als glycogeen in de spieren en de lever : de overmaat koolhydraten wordt initieel opgeslagen als glycogeenreserve in de spieren (beperkte opslagcapaciteit), tot de voorraad wordt aangesproken (onder invloed van adrenaline, glucagon) : dan glycolyse

      • ongeveer 40% wordt gestockeerd als vet, triglyceriden en cholesterol (onbeperkte opslagcapaciteit)

 

 

Insuline activeert  :

 

    • de vrijstelling van leptine, een hormoon dat het verzadigingsgevoel induceert (zie ook : "Darmhormonen") en zo het hongergevoel stilt.

 

    • de glycogeen-synthese (glycogenese) : als beperkte reservebrandstof in spieren en in de lever.

     

    1. Te hoge insuline-spiegels onderdrukken de endogene productie van glucose in de lever.

    2.  

    3. Te lage insuline-spiegels (bij een ketogeen dieet bv.), kunnen de glucosevrijstelling door de lever stimuleren, zodat de glykemie kan stijgen...

  1.  

     

    • de natrium/water huishouding : lage insuline-spiegels zetten de nieren water en natrium te elimineren, hoge insuline-spiegels zetten de nieren aan water en zout te weerhouden (wat het verhoogd risico op hypertensie bij overmatig suikerverbruik verklaart of : suiker mijden doet je bloeddruk dalen!)

     

    • de eiwitsynthese, op voorwaarde dat het dieet voldoende proteïnen bevat (tussen 15 en 20%) .

 

    • de vetzuur-synthese (lipogenese) : als onbeperkte reservebrandstof in de vetweefsels ---> vetzuurcomponenten voor opbouw triglyceriden. Insuline is dus een vetopslaghormoon!

 

Indien het glycogeen in de lever verzadigd is wordt het overtollig glucose omgezet in vetzuren en via de lipoproteïnen in de bloedbaan geëxporteerd naar de adipocyten (vetweefsel).

 

Zie ook overaanbod koolhydraten, citraat-pyruvaat cyclus.

 

    • de triglyceriden-synthese : rechtstreeks door stimulatie/bevorderen van de omzetting.

 

Glucose ---> Glycerol 3-fosfaat ---> glycerolcomponent voor opbouw triglyceriden.

 

Maar insuline :

 

      • activeert ook (indirect) de vorming van vrije radicalen (bij de ATP-productie), de celwoekering (insuline is een anabool hormoon dat o.a. de tumorgroei bevordert : zie "Kanker") en het ontstaan van cardiovasculaire aandoeningen.

      • regelt niet alleen het glucose-metabolisme maar ook de dopamine-voorraad in de hersenen : een verstoring van het transport van insuline in de neuronen van de cortex doet het gehalte aan dopamine in de hersenen dalen wat leidt tot cognitieve en andere symptomen o.a. van schizofrenie Aurelio Galli (Vanderbilt University, USA), in PLoS Biology  .

      • vergemakkelijkt de absorptie uit de voeding van tryptofaan, voorloper van serotonine (melk...). Daarom bevordert een tas warme melk (trage suikers + tryptofaan) de slaap. Wat honing erbij zal de aanmaak van serotonine nog versterken...

       

---> Serotonine controleert de vrijstelling van insuline door de pancreas (zie verder).

 

Insuline inhibeert :

 

 

---> (geactiveerd door adrenaline : adrenaline brengt het glucoseniveau terug in balans zodat het bloed niet te weinig glucose krijgt. Adrenaline werkt zo, samen met glucagon, antagonistisch op insuline).

 

    • de lipolyse (vetzuurafbraak) : insuline stop de vetafbraak en meldt aan alle cellen dat er glucose beschikbaar is voor de verbranding. Insulineresistentie zal zo tot obesitas leiden.

 

---> insuline  zorgt voor een verhoogde opname van suikers in allerhande cellen. Maar die cellen kunnen met die extra suikers ook niets anders aanvangen dan ze om te zetten in vetten. Insuline zorgt zo mee voor een aangroei van onze vetreserves. Onder invloed van insuline worden die vetten bovendien opgeslagen in cellen die daar niet voor bedoeld zijn. Dat haalt hun normale werking onderuit en leidt tot bijkomende gezondheidsproblemen.

 

    • de ketogenese (omzetting in de lever van AcCoA naar ketonlichamen).

     

    • de proteolyse (afbraak van eiwitten) (en stimuleert de eiwitsynthese : zie hoger).

 

    • de vorming in de hersenen van amyloïde plaques, aan de basis van de ontwikkeling van de ziekte van Alzheimer. Ingeval van insulineresistentie valt die remming weg en vormen de plaques zich vlotter .

 

 

Insuline is ook een groeihormoon (hGH)-antagonist (zie : "Hormonaal stelsel").

 

         

Verstoring van de koolhydratenhuishouding :

 

Het overaanbod aan suikers lokt onopgemerkt een suikerverslaving uit : symptomen zoals aanhoudende moeheid, concentratiestoornissen, verhoogde prikkelbaarheid... wijzen in die richting.

 

---> elke suikeraanvoer in het bloed activeert de vrijstelling van insuline uit de pancreas. (zie ook : "Overaanbod van koolhydraten"). De "insuline-index" (II) is een maat voor de uitgelokte insuline-respons van een voedingsmiddel versus witbrood (II = 100). Logischerwijze moeten de insuline-index (II) en de glycemische index (GI) met elkaar overeenstemmen. Dit is echter niet altijd het geval : bepaalde melkproducten zoals yoghurt (gemiddelde GI van 62) lokken een hogere insuline-respons uit (II van 115 voor yoghurt vergelijkbaar met een de insuline-index van een reep chocolade).

 

Zie ook : "Glycemische en insuline-index (lijst)".

    1.  

Door de langzame ontwikkeling van insulineresistentie en de hieropvolgende hyperinsulinemie kan de glucose, alhoewel in voldoende mate voorradig, moeilijker en te weinig worden opgenomen door de cellen.

 

    • bij verhoogde insulineniveaus in het bloed gaan de cellen hun aantal insulinereceptoren verminderen : down-regulatie!

 

    • hierdoor kunnen spiercellen minder glucose opslaan als glycogeen, en blijft dus het glucose langer in omloop, met langere hyperglykemie-toestanden als gevolg.

 

    • om de opname van glucose te forceren geraakt, na verloop van tijd, de pancreas uitgeput als insulinebron en ontstaat type 2-diabetes, tot voor kort ouderdomsdiabetes genoemd. Nu treedt het reeds op bij dertigers en de diagnose wordt tegenwoordig zelfs al bij kinderen gesteld.

 

    • vermoeidheid, vermageren, extreem dorstgevoel, glucosurie, syndroom X... zijn de meest voorkomende symptomen.

 

 

Ondertussen veroorzaakt de constant hoge insulinetiter in het bloed een verstoring van de omega6/omega3 vetzuur-balans. Vetcellen met hun groter aantal insulinereceptoren nemen de overmaat glucose op en slaan ze op als vetzuren in de vetweefsels, als reservebrandstof.

 

    • het hormoon insuline beslist zo wat er in het organisme gebeurt met de vetten, zelfs wat er gebeurt met de "goede" vetten. Insuline activeert hiervoor het lipoproteïne lipase dat de vetvorming stimuleert en de lipolyse remt.

 

      • een verhoogde insulinemie is dus te beschouwen als een cardiovasculaire risicofactor, vooral door de verminderde bloedcirculatie t.g.v. de vorming van vet-plaques (atherosclerose) en door de gewichtstoename (belasting voor de hartfunctie).

 

 

Hormonale stoornissen ontstaan doordat de grote hoeveelheid hormoon, hier insuline, de signalering van andere hormonen in de weg zit. De meeste hormonen gebruiken het cAMP voor de interne berichtgeving in de cel. Insuline daarentegen maakt gebruik van IP3/DAG : deze laatste verlaagt het beschikbare cAMP.

 

    • bij patiënten met hyperinsulinemie raken daardoor de hormoonsignalen die cAMP gebruiken verloren : hierdoor ontstaan hormonale verstoringen... : , vroegtijdige menstruaties en/of menopauze, menstruatie- en menopauzeklachten, acne, depressie, daling immuniteit, PCOS...

      • ook andere factoren kunnen een vroegtijdige puberteit helpen begrijpen, zoals de hoge consumptie van dierlijke eiwitten, alsook omgevingsfactoren waaronder endocriene verstoorders (zoals bv. de ftalaten)  . Zie : "Hormonaal stelsel, Antropogene stoffen".

     

    • bij een structureel te hoge insulineproductie raakt de hormoonspiegel uit balans, en dit heeft tot gevolg dat het lichaam steeds minder goed in staat zal zijn om serotonine aan te maken en op te nemen. Door het serotonine tekort en insuline overschot dat hierdoor ontstaat neemt de behoefte aan suiker- en koolhydraatrijke voeding toe, waardoor je lichaam nog meer insuline gaat aanmaken (vicieuze cirkel).

 

Noot :

Door de consumptie van vetten worden de insulinespiegels niet verhoogd, en door de consumptie van kleine hoeveelheden eiwitten ook niet. Een eiwitrijker laag glycemisch dieet kan de symptomen verminderen van deze hormonale stoornissen, zoals bij acne .

         

Hormonale partners:

 

 

 

         

Minerale partners :

 

Zink, chroom en ijzer werken samen om de insuline-activiteit op peil te houden.

 

 

      • zink reguleert de insuline-secretie, beschermt de E-cellen van de pancreas tegen omgevingsfactoren (virussen, bacteriën, chemicaliën, vrije radicalen) en oefent door het bezetten van de insulinereceptoren een insulineactiviteit uit zodat insuline kan worden gespaard : zink en insuline zijn dus onderling uitwisselbaar

      • zink matigt de dwangbehoefte aan zoetigheid bij optredende hypoglykemie

      • zink speelt een rol in de werking van de thymus en in het voorkomen van allergieën en auto-immuunziekten

 

Zink vertoont dus een insulineactiviteit. Bij zinkdeficiëntie moet de insulinesecretie dan gecompenseerd worden door extra insulineaanmaak.

 

 

      • chroom verbetert de glucosetolerantiefactor, verlaagt de glucose- en insulineniveaus en het totaal cholesterol

      • chroom zorgt voor een betere controle van de serumlipiden en laat toe de klassieke diabetesmedicatie te verlagen

      • chroomsuppletie kan cortico-geïnduceerde diabetes doen omkeren

      • chroomtekort kan op termijn de ontwikkeling van type 1-diabetes bevorderen uit type 2

 

Chroom verbetert dus de werking van insuline, door de insulinereceptoren gevoeliger te maken insuline. Zo heeft het organisme weer minder insuline nodig en kan glucose, door de betere receptorbinding van insuline, vlotter door de cel worden opgenomen. Hierdoor ontstaan er minder schommelingen in het glucoseniveau.

 

Noot :

Een gelijkmatiger glucoseniveau wordt vooral door de hersenen op prijs gesteld : de alertheid stijgt.

 

OPGELET:

Geraffineerde voeding verschaft per calorie te weinig spoorelementen zoals zink en chroom. Suikerverslaving en tussendoortjes leiden aldus tot zinktekorten, waardoor de insuline stijgt en hyperinsulinemie ontstaat!

 

    • IJzer : ijzertekort zorgt voor een grotere gevoeligheid voor insuline en een minder snelle afbraak van insuline zodat insuline langer in het bloed blijft en meer glucose wordt opgenomen in de weefsels; ijzertekort kan aldus ook een oorzaak zijn van hyperinsulinemie.

 

    • Magnesium : hoge bloedsuikerspiegels zorgen er voor dat calcium de cellen in stroomt en magnesium eruit ; cellen met een lage concentratie MG en een overschot aan calcium worden met de tijd insuline-resistent.

 

Hierdoor ontstaat een vicieuze cirkel :

 

cellen reageren niet op insuline

---> hoge bloedsuikerspiegels

---> nog groter Mg tekort

---> cellen reageren nog slechter op insuline.

 

    • Kalium :

      • insuline bevordert het snel binnentreden in de spiercellen van via de voeding ingenomen kalium. De kaliëmie (= extracellulaire kaliumconcentratie) wordt aldus weinig beïnvloed door kaliuminname via de voeding/supplementen, maar vooral door de verhoogde postprandiale secretie van insuline. Ingeval van insulineresistentie (o.a. bij ouderen) kan zo een verhoging van de kaliëmie optreden.

      • kalium en natrium zijn cruciaal voor de communicatie tussen cellen : dankzij de stroming van de beide ionen door specifieke kanalen van de ene zijde van de celmembraan naar de andere kunnen cellen een bio-elektrisch signaal opwekken : zo kunnen zenuwcellen (signaaltransfer via neuronen) met elkaar communiceren, kunnen spiercellen samentrekken (bv. regeling van de hartslag) en kunnen kliercellen endogene stoffen afscheiden (bv. bevordering van de insuline-secretie door de pancreas).

 

    • ...

 

         

Insuline-resistentie :

 

Metabole toestand waarbij 5 tot 7x meer insuline dan normaal in de bloedbaan circuleert. Het circulerend insuline slaagt er niet meer zich aan zijn receptoren te binden.

 

Wat type 2-diabetes betreft is het eerder het teveel en de aard van de vetten die worden ingenomen (dan de koolhydraten) die de insuline-resistentie bevorderen (terwijl een overmaat koolhydraten het risico op het metaboolsyndroom verhoogt).

 

Insuline-resistentie is een toestand van ongevoeligheid van de insulinereceptoren van de cel waarbij insuline niet meer in staat is glucose uit de bloedbaan binnen te loodsen in de levercellen, spiercellen en in het perifere weefsel. Deze ongevoeligheid wordt in de hand gewerkt door het ontstaan van een ontstekingshaard in het vetweefsel waarbij IL-1 wordt gevormd, onder invloed van het enzym captase-1. Hoge concentraties van dit cytokine veroorzaken op hun beurt een ongevoeligheid van de insulinereceptoren van de levercellen, spiercellen en van het perifere weefsel.

 

Zo ontstaan 3 soorten insuline-gevoeligheden :

 

 

Dus, ondanks de aanwezigheid van insuline, wordt het glucose niet meer zo gemakkelijk door de cellen opgenomen en stapelt het zich op in bloedbaan :

 

Voor alle biologische systemen in ons lichaam geldt : use it or lose it.

 

Zittend leven > weinig glucose-verbruik > verdwijnen insuline-receptoren

 

---> insuline-resistentie

---> verhoging van de glykemie (> hyperglykemie)

---> hypersecretie van insuline (> hyperinsulinemie)

---> uitputting van de pancreascellen

---> glucose intolerantie

---> type 2-diabetes

 

Zonder ontsteking van het vetweefsel, geen type 2-diabetes door insuline-resistentie!

 

Factoren die de kans op insuline-resistentie vergroten door de opname van glucose door de cel te verstoren :

 

    • overmatig gebruik van verzadigd vet, te weinig enkelvoudig onverzadigd vet, te veel transvet (zie ook "Vetzuren") :

 

      • er bestaat een relatie tussen de samenstelling van de vetzuren in de weefsels en de gevoeligheid voor insuline :

 

Onderzoekers hebben kunnen aantonen dat de verzadigde vetzuren, maar niet de onverzadigde, de immuuncellen kunnen activeren en de productie van het pro-inflammatoire interleukine-1beta kunnen veroorzaken. IL-1beta werkt in op de weefsels en organen als de lever, de spieren en het vetweefsel en remt hun reactie op insuline door ze resistent te maken aan dit hypoglycemische hormoon. Op die manier bevorderen verzadigde vetten de insulineresistentie en dus ook het ontstaan van type 2-diabetes. Het is dus belangrijk te weten dat naast de kwaliteit van de lipidenratio bij de type 2-diabetespatiënt, meer bepaald vanwege zijn hoog cardiovasculair risico, ook de controle van de verzadigde vetzuren een rol kan spelen in de preventie van suikerziekte, hetgeen verre van bekend is bij het grote publiek. Allang hadden wetenschappers waargenomen dat type 2-diabetes-patiënten vaak excessieve immuunreacties (polyartritis, psoriasis...) vertoonden Mediplanet, e-news 1046 JAMA. 2011; 305(24):2525-2531) en dat deze ziekten vaak gelinkt waren aan overgewicht en insuline-resistentie...Wen H. et al., Nature Immunology, 2011 ;12, 408–415 (Foodinaction 2011 19/05).

 

      • adipocyten produceren

 

        • enerzijds cytokines zoals resistine die de insuline-resistentie versterken. Via tussenkomst van de nucleaire factor kappa B (NFkB) bevorderen zij ook de vrijstelling van de Tumor Necrose Factor alfa (TNFα), die de insuline-resistentie versterkt en de lipolyse verhoogt. De vrijstelling van resistine en NFkB wordt geremd door PPARγ (peroxisoom).

 

Stimulatie van PPARγ vermindert niet alleen de insuline-resistentie en de glykemie, maar ook de lipolyse en de vrije vetzuren.

 

        • anderzijds hormonen zoals :

          • adiponectine dat eerder de insuline-resistentie en de glykemie verlaagt. Dit vethormoon, waarvan de secretie normaal verhoogt bij vasten/koude, vertraagt de verbranding van suikers door de spieren (en bevordert hun opslag) door de insulinegevoeligheid thv de lever te versterken. Daarnaast remt adiponectine de inflammatiereactie, helpt de aders uitzetten bij belangrijke bloeddoorstroming (verlaagt zo de bloeddruk) en voorkomt de vorming van bloedklonters. Adiponectine bevordert zelfs de vorming van nieuwe bloedvaten naar onvoldoende bevloeïde weefsels en organen.

          • en ook leptine dat eveneens de insuline-resistentie verlaagt maar de lipolyse verhoogt.  Leptine, in tegenstelling tot adiponectine, versterkt het verzadigingsgevoel en beperkt zo de gewichtstoename : hoe meer vetmassa, hoe meer hormoon wordt afgescheiden, wat het energieverbruik door de spieren en de vrijstelling van vetten door de adipocyten verhoogt. Daarnaast activeert leptine ook de inflammatiereactie en de differentiatie van immuuncellen zoals lymfocyten.

 

Bitterzuur (Rho-iso-α) uit hop verhoogt de afscheiding van adiponectine, het extract van Acacia nilotica handhaaft de secretie van adiponectine ondanks de afwezigheid van NFkB. Gierst oefent een gelijkwaardige werking uit maar in mindere mate.

 

      • kleine bloedvaten regelen de bloeddruk en weefseldoorbloeding :

 

Insuline, dat de bloedsuikerspiegel regelt, heeft hier een grote invloed op : het zorgt voor vaatvernauwing of -verwijding van kleine bloedvaatjes. Vetzucht (en roken ) verstoort de vaatverwijdende functie van insuline en dus treedt vaatvernauwing op, met verhoogde bloeddruk en slechte weefseldoorbloeding als gevolg. Daardoor worden er minder suikers in de weefsels/spieren opgenomen en blijft het achter in het bloed. De bloedsuikerspiegel (glykemie) is aldus verhoogd wat we zien bij type 2-diabetes. Een verhoogde glykemie leidt op zijn beurt tot meer insuline-aanmaak, wat leidt tot verdere vaatvernauwing..., en zo is de cirkel rond Wineke Bakker (VU medisch centrum, NL) in haar doctoraat-proefschrift : Vascular Insulin Resistance Trough Fat (2010)..

 

    • fructose : verhoogt niet alleen het triglyceride-gehalte in het bloed (en zo het cardiovasculair risico) maar een voeding rijk aan fructose zou ook de resistentie tegen insuline verhogen.

 

    • hormonen : wanneer kinderen in de puberteit komen beginnen ze meer buikvet op te stapelen en groeit dus ook hun insuline-resistentie.

      • naast buikvet gaan pubers ook meer groeihormoon aanmaken wat nodig is voor hun groeispurt maar tegelijk ook hun insuline-resistentie aanwakkert

        • puberende meisjes produceren daarnaast volop oestrogenen die de insuline-resistentie nog meer versterken (meisjes lopen in de puberteit dus intrinsiek een groter risico op de ontwikkeling van type 2-diabetes en obesitas dan jongens op die leeftijd)

          • wordt er dan ook erg calorierijk gegeten en weinig bewogen, dan stijgt het risico nog verder.

 

 

    • overmatige consumptie van linolzuur (omega6-vetzuur in saffloerolie, druivenpitolie, zonnebloemolie, notenolie, sojaolie, maïsolie, arachideolie, mayonaise, sommige bakboters, aardnoten, amandelen...)

 

    • sommige voedingsadditieven zoals carrageen (E407) dragen ook bij tot de ontwikkeling van insulineresistentie en verder van type 2-diabetes

 

    • geraffineerde voeding is arm aan spoorelementen zoals zink en chroom, waardoor

 

bv. zinktekort

---> meer insuline in omloop en minder insulinereceptoren (IR) bezet

---> vermindering van het aantal IR door downregulation

---> Zn onttrekken uit de weefsels

---> Zn bezet IR en neemt insuline uit de omloop.

 

Resultaat : te weinig vrije (niet door Zn geblokkeerde) IR voor overpompen van glucose in de cellen --> stijging van de glykemie!

 

 

    • gebrek aan magnesium, biotine, vanadium, L-carnitine, alfa-liponzuur...

    • gebrek aan beweging

    • gebrek aan slaap : slaap speelt een sleutelrol in de homeostase van het normale glucosemetabolisme Single Night of Partial Sleep Deprivation Induces Insulin Resistance in Multiple Metabolic Pathways in Healthy Subjects - Journal of Clinical Endocrinology & Metabolism , doi:10.1210/jc.2009-2430

     

    • een teveel aan natrium (zout) :

      • een te hoge aanvoer van zout blokkeert uiteindelijk het functioneren van de cel (de cellen vullen zich met water), wat de opname van glucose uit de bloedbaan gaat verstoren : wat uiteindelijk leidt tot het ontstaan van insulineresistentie ; het toedienen van kaliumsupplementen (voor de Na/K pomp) kan het optreden van insulineresistentie voorkomen

      • omgekeerd houdt insuline natrium vast : hyperinsulinemie leidt zo tot hypertensie.

    • te veel stress : zie "Natrium, regulatie van het natrium-metabolisme" door het stress-hormoon, cortisol

    • zware heelkundige ingrepen, zware verwondingen, levensbedreigende ziekten : patiënten vertonen altijd een hyperglykemie door een verstoring van de opname van glucose door de cellen :

 

      • een verlaging van de hyperglykemie verbetert de bloedvoorziening van levensbelangrijke organen en weefsels en verhindert de beschadiging van de mitochondriale ATP aanmaak in de cellen Prof. dr. Greet Van den Berghe, UZ Leuven, Gasthuisberg .

 

    • erfelijke predispositie : insuline-resistentie komt meer voor bij Europeanen met diabetes in de familie, nakomelingen van Indiaanse, Afrikaanse en Polynesische voorouders.

 

 

Insuline-resistentie is mogelijk de oorzaak van of betrokken bij het ontwikkelen van :

 

    • type 2-diabetes

    • dyslipidemia : verhoogde bloedspiegels van triglyceriden, LDL, Lp(a)

    • overgewicht door hyperinsulinemie, verhoogde vetopslag, verlaagde vetverbranding

    • verhoogde bloeddruk, hart- en vaatziekten

    • apnoe ('s nachts tijdens de slaap plots optreden van korte ademstop)

    • verlaging van de bloedspiegels van groeihormonen en DHEA

    • vette lever

    • ...

         

Praktisch :

Trachten de normale insulinegevoeligheid te herstellen is op termijn de meest logische, gezonde en meest effectieve benadering in de strijd tegen obesitas, sarcopenie en diabetes.

--> De taille-omtrek is een goede indicator voor insulinegevoeligheid en voor het risico op diabetes.

De preventie houdt dus correcties in van onze voedingsgewoonten samen met het gebruik van nutriënten welke tussen komen in het metabolisme van insuline.

 

Hiermee haal je je insulinemie naar beneden :

 

    • Kies voor ongeraffineerde voeding, fruit, groenten, vezels... : een gezonde en evenwichtige voeding, bestaande uit voedingsmiddelen met lage GI, dragen bij tot een tragere opname van suikers en een vermindering van de gevoeligheid aan insuline.

     

    • Vermijd geraffineerde KH : een toestand van hyperglykemie is een bron van oxidatieve stress die op zijn beurt verantwoordelijk is voor een verminderde insulinegevoeligheid.

    • Vermijd de associatie eiwitten + suikerbron (zie "Voedselassociaties").

    • Vermijd vetarme proteïnebronnen : vet helpt het teveel insuline bufferen.

    • Vermijd overmatige inname van eiwitten : overmaat activeert de mTOR-pathway

    • Vermijd MSG (mononatriumglutamaat)

    • Vermijd stress : stress ↑ > cortisol ↑ > insuline ↑ > hyperinsulinemie > obesitas.

    • Vermijd frequent te eten : bij elke voedselinname wordt wat insuline vrijgesteld.

     

 

    • Vitamine C suppletie : kan de insulinebehoefte verlagen (2 IE/g).

    • Vitamine D en calcium : kunnen de insulinegevoeligheid handhaven door secundaire hyperparathyroïdie te voorkomen.

    • Chroom (in broccoli, basilicum, volkoren, asperges, druiven, honing, rozijnen,...) : maakt deel uit van GTF en verlaagt de insuline-resistentie.

    • Ruwe vezels verminderen de insuline-resistentie.

    • Liponzuur : doet de celconcentraties van lactaat en pyruvaat dalen, wat wijst op een verbetering van de mitochondriale functie en van het suikermetabolisme.

    • NAC : verhoogt het verbruik van glucose door de cellen, zodat de cel terug glucose kan opnemen met de hulp van insuline.

    • Mg : speelt ook een belangrijke rol in de insulinegevoeligheid : een toereikende magnesiumstatus is gecorreleerd met een verlaagd risico op de ontwikkeling van diabetes en een verhoogde gevoeligheid aan magnesium.

    • DHEA, als PPARs agonist : verhoogt de insulinegevoeligheid van de cel.

    • Fenegriek (Trigonella foenum graecum) : verlaagt de insuline-resistentie door het proteïnekinase B (PKB) te stimuleren (PKB is nodig voor het transport van glucose en komt tussen bij de celsignalisatie van insuline).

    • Kaneel : verlaagt de insuline-resistentie (verhoogt de opname van glucose en verlaagt de vrijstelling van adiponectine door de adipocyten).

    • MOVZ van de serie omega3 : omdat verzadigde vetzuren, evenals suikers, de activiteit van PARRs verminderen, hierdoor een insuline-resistentie induceren waardoor het glucose minder wordt verbruikt.

    • Gefermenteerde melkproducten leiden niet tot een belangrijke glucosestijging in het bloed (zwakke glycemische index (GI) van 15 - 30) en zouden het risico op type 2-diabetes zelfs verlagen . Gefermenteerde melkproducten kunnen ook een sterkere insuline-secretie uitlokken, wat bij type 2-diabetici welkom kan zijn (insuline-index yoghurt : 115). Magere yoghurt elke dag bv. zou zo het risico op type 2-diabetes beperken met 24% .

 

 

 

 

 

 ZOELHO (c) 2006 - 2024, Paul Van Herzele PharmD        Laatste versie : 09-apr-24                     

DisclaimerDisclaimer

 

De lezer dient steeds in acht te houden dat de beschreven curatieve eigenschappen in geen enkel geval het medisch advies vervangen, welke steeds onmisbaar is bij het stellen van een diagnose en bij bepaling van de ernst van de aandoening. Wel wordt de gebruiker gestimuleerd beslissingen met betrekking tot zijn gezondheid te nemen, op basis van eigen research, steeds in samenspraak met een professionele gezondheidswerker.

 

In alle gevallen valt het gebruik van dit programma enkel onder de controle, het beheer, de risico's en de verantwoordelijkheden van de gebruiker.