Zoëlho, op naar een bewuste levensstijl.
Laatste bijwerking : 2025-06-30
Materie, als bouwsteen van het universum, is geheel mineraal. Het kleinste onderdeel van de materie, het atoom, is mineraal. Een atoom is noch plantaardig noch dierlijk, maar elk dier of elke plant is opgebouwd uit enkel atomen, en dus 100% mineraal.
Materie ontleden komt dus neer op de identificatie van de elementaire materiedeeltjes, en deze kennis vormt de chemie, de leer der elementen (atomen).
Alles is dus chemie. De werking van het menselijk lichaam, het al dan niet gezond zijn ervan, is dus niets anders dan het resultaat van levensnoodzakelijke chemische reacties. Ook planten zijn zuivere chemie : indien kolen of radijzen effect uit oefenen op de lever, komt dat omdat ze zwavel bevatten … Massages en andere behandelingen van het lichaam of van haar gewrichten zorgen eveneens voor een chemisch antwoord. Zelfs gedachten veroorzaken continu een echt chemisch effect.
Fysica en scheikunde leren ons dat chemische elementen de basis vormen van mineralen, planten en alle leven op aarde. Telkens bepalen fysica en scheikunde samen elke omzetting van materie.
Bij levende organismen vormen die transformaties samen het metabolisme. De elementaire biochemie leert ons dat alle levensfuncties worden gestuurd door simpele ionen, dus door chemische elementen (mineralen) : natrium, calcium, kalium, zwavel… Men denkt verkeerdelijk dat een hormoon een metabolisme herstelt, terwijl het niet meer is dan een chemische boodschapper om de werking van een element te versterken. Voor zover het element aanwezig is natuurlijk...
Al deze chemische reacties genereren fysische effecten die zich vertalen in elektrische stroompjes, waarvan de zenuwimpulsen de meest gekende zijn. In de natuur reageren verzamelingen van verschillende chemische elementen (zuur/base, metaal/niet metaal) met elkaar wanneer ook energie (warmte, elektriciteit) beschikbaar is. Door het menselijk lichaam lopen constant elektrische stroompjes (zenuwimpulsen) die, dankzij de door het lichaam opgewekte warmte (37°), een ontelbaar aantal reacties genereren die elektrische impulsen vormen (ionen-stroompjes). Duizenden stroompjes doorkruisen zo elke levende cel. De chemie van het leven.
Duidelijk moet zijn dat deze stroompjes in werkelijkheid gewoon gevormd worden door ionen zoals natrium, calcium, kalium..., partikels die migreren van een punt naar een ander, van een drager naar een andere, van een lichaam naar een ander. Een soort mini-transport van materie.
Overzicht inhoud :
De chemische elementen van het leven
De belangrijkste lichaamsmineralen
De samenwerking tussen lichaamsmineralen
Inhoud :
Over zuren en basen verschijnt meestal weinig in gezondheidsartikels, alhoewel de beginselen van het leven juist steunen op interacties tussen zuren, basen, metalen …
De chemische elementen (ongeveer 130) worden onderscheiden in metalen en 10 niet-metalen (B, C, N, O, F, P, S, Cl, Br, I). Een twintigtal chemische elementen zijn onmisbaar in ons lichaam. Samen vormen die elementen de lichaamsstoffen.
De indeling van de verschillende mineralen vormt de basis voor alle mogelijke combinaties tussen een metaal en een niet-metaal die in de natuur kunnen voorkomen. Zuren zijn metaal-ion ontvangers, terwijl basen zuren neutraliseren : simpele chemie!
(de indeling van mineralen in 9 klassen toont de 9 mogelijke combinaties tussen de 10 niet-metalen met metalen).
Metalen vormen het overgrote deel van de ‘inerte’ materie : rotsen, stenen, keien. Wanneer met een zuur verbonden, vormen deze metalen « minerale zouten ». Bepaalde metalen zijn ‘alkalisch’ : met water vormen zij basen die zuren neutraliseren. Behoren tot deze groep : Natrium, Kalium, Calcium, Lithium en Strontium. Magnesium is met hen verwant, maar haar chemische reactiviteit is duidelijk zwakker dan deze van calcium.
De werking van alkalische metalen zorgt voor evenwicht tussen alle natuurlijke interacties. In het organisme gaan metalen reageren met zure bestanddelen. En die reacties leiden tot veranderingen die onmisbaar zijn voor de vitale functies van cellen en weefsels.
In elke cel verloopt een verscheidenheid van chemische reacties (volgens het zuur/base principe). Alkalische metalen zijn dus betrokken bij alle mechanismen van het leven, in elk levend organisme.
Alkalische bestanddelen (bv. calcium) vormen een soort ‘tegengewicht’ voor zuren. Zo weinig alkalische bestanddelen (in aantal) als tegengewicht tegenover zoveel zuren verplichten de alkalische elementen zich te combineren voor het bereiken van fijnere en meer precieze chemische effecten.
Alkalische metalen vormen een tegengewicht voor de zuren in ons organisme. Op elk moment is hun onderlinge samenwerking nodig : simultaan en harmonisch.
Deze functionele noodzaak maakt dat natrium betrokken is bij het gebruik van Calcium, Kalium, Lithium, Strontium en tenslotte Magnesium : Natrium/Kalium (in de zenuwen), Calcium/Strontium (in beenderen), Calcium/Natrium (in de meeste lichaamscellen), …
Metalen vertonen een hoge elektrische geleiding : dwz metalen kunnen (elektronen)stroom geleiden.
De niet-metalen zijn in het algemeen zuren en maken het belangrijkste deel uit van de levende materie. Het chemisch belang van zuren (zoals de niet-metalen) is het pikken van metaal-ionen.
Een ‘ion’ is een gewijzigd atoom, of met een of meerdere vrije elektronen (anion), of met een tekort aan een of meerdere elektronen (kation).
Ons lichaam, zoals elke levend organisme in de natuur overwegend zuur, functioneert aldus door het capteren van metaalionen die tussenkomen in het metabolisme.
Een zuur, alhoewel corrosief in een chemische labo, kan onmisbaar blijken voor mechanismen van het leven. Deze paradox van de zure functie in het organisme ligt aan de basis van een van de grootste populaire misvattingen : ‘Zuur doet pijn aan de maag’. Dat is niet correct, want zuur stimuleert de maag juist...
Ons lichaam herbergt ongeveer 2500 aminozuren en ongeveer 6000 andere zuren. Dat bewijst juist het belang van zure bestanddelen voor de levensfuncties. In de meeste omstandigheden genereert een zuur een ander. In bv. de Krebscyclus is fosfor (P, een licht zuur niet-metaal) een speler betrokken bij een lange reeks omzettingen van zuur naar zuur.
Vitaminen zijn geliefd, zonder te beseffen dat vitaminen ook zuren zijn die de assimilatie van een nuttig metaal bevorderen (Fe, Mn, Cu, …).
Een niet-metaal is een element waarvan de atomen, in tegenstelling tot de atomen van een metaal, niet gemakkelijk een elektron afstaan. Niet-metalen hebben een relatief hoge elektronegativiteit, uitgedrukt in de schaal van Pauling, en zijn daardoor redelijk sterke tot sterke oxidatoren.
Lichaamswater
Zuiver (gedemineraliseerd) water is licht alkalisch (pH 7.2). De pH van bloed is ongeveer 7.4. Was bloed neutraal of zuur, dan zou het de fysiologische wisselwerking in gevaar brengen : bloed moet daarom steeds basisch zijn.
De mond : detectie van metaal-mineralen
De gezondheidschemie start op de tong. Door gepaste reacties detecteert dit orgaan de voor het leven nuttige elementen.
De tong is bekleed met een groot aantal papillen die ervoor zorgen dat we de verschillende smaken (zuur, basisch (bitter), zout, zoet, umami) kunnen proeven. Die papillen zijn chemische detectoren voor de detectie van :
De chemische perceptie van die smaken zorgen onmiddellijk voor de productie van elektrische stroompjes (ion-transferten). Dankzij de rijke doorstroming met bloed (rijk aan ijzer en calcium) in en onder de tong kunnen deze elektrische effecten worden opgenomen en ter info doorgestuurd naar bepaalde andere delen van het organisme. Het opgenomen voedsel wordt als het ware doorstroomd door een veelvoud aan elektrische stroompjes.
Tijdens het kauwen van voedsel start reeds de elektrochemische transformatie van de ingenomen materie. Alhoewel enzymen en zuren ook betrokken zijn bij deze transformatie zijn het toch vooral de opgewekte mini-stroompjes die de chemische verandering verzekeren … Vergeet niet dat de meeste van deze stroompjes ontstaan door het contact tussen zuren en alkalische metalen. Calcium is in heel het lichaam belangrijk voor de regeling van de alkalische metalen en dus voor het opwekken van die elektrische stroompjes.
Vervolgens neemt de schildklier onmiddellijk de detectie van alkalische metalen over om zo het vochtpeil in het lichaam (dorstgevoel) aan te passen aan het gehalte natrium (NaCl) en aan de noodzaak het circulerend calcium te compenseren.
Daar de schildklier permanent het calciumgehalte regelt (met de hulp van signalen uit alle andere delen van het lichaam), moet zij geïnformeerd worden over elke nieuwe aanvoer van alkalische metalen.
Tijdens de ontwikkeling van het embryo is de basis van de tong verbonden met de schildklier via de ductus thyreoglossus (schildklierkanaal). Dit kanaal sluit zich quasi totaal vlak voor de geboorte (“foramen caecum”) en situeert zich dicht bij de zones waar alkalische metalen gedetecteerd worden.
Bij contact van alkalische metalen met de tong ontstaan mini elektrische impulsen die zich via het foramen caecum vervolgens door het (gesloten) schildklierkanaal. Ionen hebben immers geen plaats nodig maar alleen een geleider...
Maag : opvang van mineralen uit de voeding
Alkalische metalen detecteren is een belangrijke rol in de vertering. Immers, weinig voedsel bevat al door het organisme gemakkelijk opneembare minerale zouten. Meestal bevat voedsel chemische elementen (metalen), die, door zuur/base reacties in het duodenum (twaalfvingerige darm), daar worden omgezet in opneembare minerale zouten.
Enkelvoudige of samengestelde chemische elementen die terecht komen in de maag, worden er blootgesteld aan een sterk zuurbad (pH 0.9 tot 2) waardoor alle aanwezige metalen door zoutzuur en zwavelzuur worden gecapteerd en omgezet in minerale zouten. Verder in het duodenum met een aangepaste pH worden die minerale zouten geneutraliseerd, en kunnen het bloed bereiken door de wand van het duodenum, en vervolgens van de darm.
→ alle ingeslikte voedsel passeert het sterk zuur milieu van de maag : alleen de reactie met dat zure milieu laat de vorming van minerale zouten toe, die, vervolgens geneutraliseerd, uit het duodenum kunnen opgenomen worden.
→ hier wordt dus het evenwicht bepaald tussen de productie van maagzuur (nodig voor de opvang van metalen), en het beheer van alle alkalische metalen die de aanwezige zuren binnen de perken dienen te houden.
Maar van waar komt dat zout- en zwavelzuur?
De maag zorgt ook voor een grote productie van slijm (mucine) dat hoofdzakelijk bestaat uit water (aangemaakt door de pariëtale of dekwandcellen) en uit albumine (een organische molecule dat tot 36x haar volume in water kan vasthouden).
Een molecule albumine bestaat uit Koolstof + Waterstof + Zwavel + Stikstof + Water.
De ontbinding van albumine in de maag stelt SO² vrij dat H2SO4 kan vormen met de rest van het molecule.
Productie van maagzuren :
SO2 + H2O + NaCl (voedsel) → H2SO4 + HCl + Na+
Het via voedsel ingenomen zout (NaCl) vormt de enige bron van Na+ voor de productie van zuren in de maag.
In het duodenum laten de zuren H2SO4 en HCl vervolgens de vorming toe van chloraten en sulfaten, nodig voor de assimilatie van de voor het metabolisme nuttige mineralen uit het duodenum.
Na+ penetreert de bloedcirculatie.
Het in de maag ‘verzuurde’ voedsel stimuleert de wand van het duodenum wat de vrijstelling van secretine lanceert, een hormoon dat de productie van pancreassappen en van gal (lever) stimuleert. De basische gal- en pancreassappen worden vrijgesteld in het duodenum voor het neutraliseren van de zure maaginhoud.
De pancreas produceert alkalische sappen met de hulp van natrium, calcium en kalium. Het vrije Na+ (gevormd bij de productie van zuren) geraakt uit de maag met de hulp van de protonpomp (pariëtale cellen) en is nodig voor de productie van NaHCO3 (natriumbicarbonaat) :
CO2 + H2O → H+ + HCO3- → + Na+ → NaHCO3
Bij zouttekort (NaCl) produceert de maag minder zoutzuur (HCl) en zuren met andere eigenschappen. Het zwavel (albumine) maakt dan zwaveligzuur aan (H2SO3), terwijl stikstof (albumine) de productie verhoogt van salpeterzuur (HNO3) dat zoutzuur (HCl) vervangt. Na opname uit de voeding van de voor het metabolisme noodzakelijke metalen worden dan met die zuren andere minerale zouten gevormd (sulfaten, sulfieten, sulfiden, nitraten, nitrieten in plaats van gemakkelijk opneembare chloraten en chloriden), wat leidt tot disfunctie van de chloor-kanalen die normaal in iedere cel een belangrijke rol spelen in het behoud van de homeostase... Daarnaast zullen de overmaat zwaveligzuur en salpeterzuur niet helemaal geneutraliseerd worden. Erger nog, wanneer de pancreas het zuur/base evenwicht in het duodenum niet meer kan verzekeren, zullen functionele tekorten ontstaan ,en gevolgen voor haar functie in de regulatie van calcium.
Neutralisatie van maagzuren (duodenum) :
HCl + NaHCO3 → Na+ + Cl- + H2O + CO2
Lymfecirculatie en milt : regelen van kalium
De functie van lymfecirculatie behelst meer dan het verwijderen en filteren van giftstoffen. De lymfecirculatie verzekert ook het chemisch evenwicht tussen alle alkalische metalen. Vooral het beheer van kalium in functie van de beschikbaarheid van natrium (milt).
Deze bepaling van kalium beïnvloedt het lymfecircuit tot aan het hart (dankzij de thymus), wat het link hart/milt/nieren verklaart. Indien de nieren, door het lozen van urine, zorgen voor de regeling van de vochttegendruk, begrijpen we beter de verbanden die bestaan tussen interstitiële ruimte en bloed.
De milt, die de beschikbaarheid aanpast van kalium (K+) aan elke variatie in de beschikbaarheid van natrium en calcium, speelt een basisrol in het in stand houden van alle aanpassingen zowel cellulair als thv het zenuwstelsel. Wanneer de milt uitzet of verkrampt bij een inspanning (de welbekende steek in de zij) dan wijst dat op een verandering van de gehaltes van calcium (spieren) en natrium (zweet). Hierop moet snel het kaliumgehalte in het bloed aangepast worden. De milt speelt dus de onmisbare rol van ‘expansievat’ van kalium.
Pancreas en gal : regelen van calcium
Wanneer pariëtale maagwandcellen natrium recupereren uit de maag, dan wordt het overgrote deel ervan gebruikt voor de productie van bicarbonaat NaHCO3. Een klein gedeelte natrium echter genereert een elektrische stroomimpuls die de omgeving rond de maag beïnvloed. Deze Na+-flux meldt, seconde na seconde, aan de milt in welke mate het gehalte kalium dient aangepast te worden.
Na de milt loopt de Na+-stroomimpuls door de epiploonplooien (embryonale plooien ontstaan bij de vorming van pancreas, milt en maag).
De passage van de Na+-stroom door deze plooien dient voor het fijn afstemmen van het kaliumgehalte in het bloed en elders in het lichaam, conform met het natriumgehalte dat varieert in functie van wat gebeurt in de maag, bij het begin van de vertering.
Bij contact met de pancreasplooi zal het Na+-stroompje een (gedeeltelijke) aanpassing uitlokken van het calciumniveau aan veranderingen van het natriumgehalte vanuit de maag. Wat vervolgens de productie van insuline stimuleert. Insuline speelt immers ook een rol in de regeling van het calciumniveau in de lever, om te verhinderen dat calcium samen met natrium in de galblaas belandt (risico op galstenen).
De afwezigheid van de aanvoer van natrium in de maag (zoutvrij dieet), zal dan geen Na+-flux uitlokken en zal de door insuline gestuurde coördinatie met de andere alkalische evenwichten verstoren (wat de kleine ongemakken aan de voeten kan verklaren waaraan diabetici lijden).
De rol van de pancreas, samen met de schildklier, in het beheer van calcium wordt duidelijker door de directe toegang tot het duodenum (vertering en assimilatie). Het is de pancreas die zal aanzetten tot de opname van het door de schildklier gedetecteerd calcium uit het ingenomen voedsel, om te voldoen aan de vraag naar calcium in het been, onder controle van schildklierhormonen.
Onmisbaar voor de goede werking van de schildklier, zorgt dat Na+-stroompje voor kleine aanpassingen thv de lever, milt en nieren… als antwoord op kleine gehalte-verschillen van alle alkalische metalen.
Alhoewel sommigen de galblaas onnuttig vinden, speelt zij een bepalende rol in deze aanpassingen. Zo stockeert de galblaas Na+-bestanddelen (die constant door de lever worden aangemaakt), om deze dan op het geschikte moment in de pylorus te injecteren, als signaal voor de nakende passage van voedsel in het duodenum. De Na+-injectie verloopt in combinatie met aanpassingen thv de pancreas (calcium, basen) en thv de bijnieren met de productie van mineralocorticoïdes (aldosteron) voor de aanmaak en de balans van alle minerale zouten.
De galblaas is volgens sommigen niet onmisbaar, en wordt dan ook dikwijls ten onrechte weggenomen, zelfs indien de patiënt hierdoor levenslang supplementen moet innemen. Tijdens de natuurlijke vertering loodst de galblaas galsap in het duodenum wanneer er noodzaak toe is...
De schildklier : regelen van calcium
De schildklier, die het al druk heeft met alle informatie komende van de tong, achter in de keel, van de pancreas, de lever, de milt... , wordt niet alleen gestuurd door de hypofyse, alhoewel deze laatste prioritair optreedt om te voldoen aan de vraag naar calcium, nodig voor de zuurstofbedeling aan de hersenen.
Hormonale verbindingen regelen op elk moment de nodige absorptie van calcium. De schildklier en de bijschildklieren zijn echte chemische detectoren. Hun biologische reacties berichten aan andere delen van het lichaam welke aanpassingen door te voeren om over voldoende calcium te beschikken of om een overmaat ervan te verwijderen, zodat de calciumspiegel constant blijft.
De calcium-regeling berust ook op de niveaus van natrium en kalium. Dit betekent dat wanneer we natrium innemen (onder vorm van zout - NaCl), de schildklier het zal detecteren en de natriuminname zal gebruiken om het niveau van calcium aan te passen aan het zout dat binnenkomt. Het beperken van zout in het dieet verergert zo bepaalde situaties, omdat de schildklieraanpassing hierdoor verstoord is.
Schildkliercellen zijn de enige lichaamscellen die jood kunnen opnemen. De rol van de schildklier is :
het calciumniveau beheren : ter hoogte van de schildklier voorziet de natuur voor het calciumbeheer in een dubbel mechanisme :
calcitonine (bij teveel)
verhoging van de calciumfixatie thv het bot
verlaging van de calciumabsorptie uit de darm
verhoging van de calciumuitscheiding via de urine
PTH (bij te weinig)
verhoging extractie van calcium uit het been
verhoging van de calciumabsorptie uit de darm
vermindering van de calcium-evacuatie door de nieren
De bijnieren : algemene regeling
1. Op het niveau van de spijsvertering: wanneer de Na+ stroom de bijnieren (en nieren) bereikt, wordt een kringloop tot stand gebracht. De bijnieren worden gestimuleerd om mineralocorticosteroïden te produceren. Deze boodschapperhormonen laten de twaalfvingerige darm weten dat deze geactiveerd moet worden om de chemische stoffen op te halen die door de mond en de maag zijn geconditioneerd. Dit bericht komt wanneer de maag het spijsverteringsvocht langs de pyrolus begint door te laten. Deze productie zal de bloeddruk stimuleren, wat de lever en de milt zal activeren. De galblaas zal, dankzij de spasmen van de pylorus, zijn inhoud ledigen (emulsie met een alkalische samenstelling van natrium). Dit galsap wordt in het duodenum sterk basisch, om de sterke zuren die door de maag worden geproduceerd te neutraliseren. Het is het resultaat van deze chemische reactie die de nuttige en assimileerbare minerale zouten oplevert.
De voornaamste rol van cholesterol is het vormen van een beschermende emulsie in de galbuis wanneer galsap (sterk basische aard) van de lever naar de twaalfvingerige darm stroomt.
2. De bijnieren bepalen ook de emotionele chemie (stress). De bijnieren doen hiervoor beroep op mangaan, door het botmetabolisme in de lendenstreek te verstoren, en door ook een oppuntstelling van calcium te reactiveren. De roep om mangaan wordt dan afgezet tegen de aanpassing van calcium.
Zoals een initiële aanzet door een reeks dominostenen wordt doorgegeven, zullen chemische elementen de ene na de andere activeren :
Emotionele choc → activatie van de bijnieren → vrijstelling hormonen
→ vraag naar mangaan (opgeslagen in het bot)
→ vrijstelling uit het bot van mangaan (en terzelfder tijd van calcium)
→ activatie van het regulatie-mechanisme voor calcium (hemostasie)
→ verstoring van evenwicht tussen alle chemische elementen in deze organen
→ reactie bijnieren
Deze keten van reacties ten gevolge van emotie, parallel met het regulatie-mechanisme voor calcium, toont het constructief dualisme in de natuur aan tussen mangaan en calcium.
Elke calciumvariatie zal dus niet alleen het spijsverteringsstelsel beïnvloeden, maar ook het denken en de hormoonhuishouding.
De opeenvolging van (zeer snelle) chemische veranderingen zal resulteren in meerdere symptomen die samen de shocktoestand weerspiegelen. Een emotionele storing tast de keel (schildklier), de botten in de lendenstreek, de nieren, de pancreas en de hersenen aan :
Noot :
Op lange termijn verminderen synthetische corticosteroïden de hormonale functies, door o.a. de regulatie van calcium (samen met mangaan) te verstoren, wat leidt tot stoornissen in botten, schildklier en in hersenen (orgaan dat zuurstof krijgt door calcium)...
De nieren : een elektrofysische krachtpatser
Om goed te kunnen functioneren moet het lichaam een licht basische bloed-pH-waarde van ongeveer 7.4 handhaven. Daartoe moet het de zuurtegraad binnen nauwe grenzen houden, het zuur-base-evenwicht genoemd. Wat wij dagelijks binnenkrijgen verstoort echter dit evenwicht (het huidige Westers dieet werkt verzurend : met een in het algemeen positieve PRAL-index). Om het zuur-base-evenwicht te handhaven, maakt het organisme gebruik van verschillende regulerende systemen, waaronder de nieren.
In het algemeen worden de nieren gereduceerd tot een eenvoudige zuiverende en evacuerende rol, waar zij nochtans vooral chemische regulatoren zijn.
Natrium en kalium voeren samen een vitaal maneuver uit van wederkerige nivellering. Aangezien kalium schaarser aanwezig is in de voeding, wordt het zoveel als nodig opgeslagen en gerecycleerd. Natrium en water vormen de elektrolytenondersteuning van het lichaam door middel van zout (NaCl).
Natrium (Na+) induceert een elektrische impuls vanuit de periferie van de nieren. Interne chemische reacties voegen andere micro-effecten toe die, wanneer bepaalde (metaal)ionen inwerken, de nierfuncties zullen blokkeren of een of andere regulatie (calcium...) zullen verstoren.
De nieren voorkomen het verlies van basen (uit kaliumzouten, maar ook uit magnesium en calcium) door het bicarbonaat dat dagelijks door de glomeruli wordt gefilterd weer op te nemen en genereren nieuwe basen door zuren (organische zuren, fosforzuur,of zoutzuur) in de urine uit de scheiden.
Maar als de nieren hun werk niet goed meer doen (bv. bij nierinsufficiëntie), is de reabsorptie van bicarbonaat minder goed en daalt het ammoniakgehalte in de urine (terwijl dat van albumine toeneemt).
Wanneer de nieren minder bicarbonaat reabsorberen en minder basen produceren, leidt dit in het lichaam tot een lage graad metabole acidose. Bij metabole acidose blijft de pH van het bloed nog « normaal », alhoewel licht en blijvend verlaagd (rond 7,35). De bicarbonaatwaarden in het serum zijn eveneens normaal maar licht verlaagd.
De intensiteit van deze acidose hangt af van zowel de mate van de nierdisfunctie als van de zuurbelasting van de voeding.
Bovendien hebben sommige nierstenen ook te maken met een zuur-base-onevenwicht.
De botten : dubbele activiteit
In de botten zorgen de osteoclasten voor het ter beschikking stellen van de er gestockeerde chemische elementen, en breken het beenmateriaal dus zeer snel af. Vervolgens en gelijktijdig bouwen de osteoblasten het bot weer op door zoveel mogelijk van de met de spijsvertering opgenomen chemische elementen (Ca, P, Mn) na assimilatie op te slaan.
Dit tweede aspect van de botactiviteit is zeer weinig bekend, of wordt door veel therapeuten zelfs genegeerd. Het is echter de oorzaak van de meeste ziekten bij jong en oud.
Indien het skelet een reserve vormt, die zich opent om geledigd te worden en vervolgens hersteld met elementen uit de voeding, dan begrijpen we dat hetgeen we eten rechtstreeks zorgt voor de goede chemische samenstelling van het skelet.
Een stoornis in het tweede deel van de botstofwisseling kan leiden tot een situatie waarin calcium de rol van ijzer overneemt om zuurstof binnen bepaalde organen te vervoeren (hersenen, schildklier, pancreas, ovaria, teelballen, oogwit, prostaat, placenta, stembanden...). Zo begrijpen we waarom een stoornis van het tweede luik van de botstofwisseling kan leiden tot gezichtsproblemen, vroeggeboorte...
Zwavel (S)
In ons lichaam neemt zwavel 0.3% in.
Sulfaten : S + O + metaal , Sulfiden : S + niet-metaal
Zwavel is niet oplosbaar in water, behalve wanneer het gecombineerd wordt met metalen in de vorm van sulfaten met calcium in bv. gips. De combinatie ervan in de vorm van sulfaten of sulfiden kan hun (nuttige of verontreinigende) assimilatie bevorderen. Modern voedsel bevat nog weinig zwavel.
Zwavel is een ‘zuur niet-metaal’ dat op een natuurlijke wijze zuren produceert wanneer het interageert met omgevingselementen. Samen met water zijn alkalimetalen (Na, K, Ca...) basen. Zwavel bevordert de expressie van base uit alkalimetalen. In aanwezigheid van zwavel reageren deze alkalische oplossingen zonder zich met zwavel te verbinden. De fundamentele rol van zwavel is dus het in evenwicht houden van de pH (zuur-base verhouding) in een zuur milieu (bloed, lymfevocht, vruchtwater, hersenvocht...). Maar ook op het niveau van de organen.
In water is zwavel de pH-regelaar. Anderzijds is de pH van water afhankelijk van de hoeveelheid natrium (NaCl) (zie verder). Het natuurlijk evenwicht van ons lichaam berust noodzakelijkerwijs en systematisch op een harmonische verhouding van 3 elementen : water, zwavel en zout. In de lever houdt zwavel het calcium op peil, door de natriumuitvoer naar de gal te bevorderen.
Zuiver (gedemineraliseerd) water is een mild zuur (pH 7.2). De pH van bloed is ongeveer 7.4. Als het bloed neutraal of basisch zou zijn, zou het alle fysiologische uitwisselingen in gevaar brengen : bloed is dus ook zuur !
Zwavel is de pH regelaar, en regelt dus de chemische omstandigheden van de water/bloed uitwisseling.
Noot :
Zwavel speelt een belangrijke rol in
Zwavel is de chemische tegenhanger van ijzer en regelt dus de aanwezigheid van ijzer in de rode bloedcellen.
Zwavel geeft de hoeveelheid ijzer aan die in de lever moet worden opgeslagen, en regelt tegelijkertijd de hoeveel natrium die uit het bloed moet worden verwijderd. Door de hoeveelheid natrium in het bloed te beïnvloeden, brengt zwavel een verandering teweeg in de regulering van de hoeveelheid natrium dir door de nieren wordt geleid en regelt zo de hoeveelheid water die moet worden geëvacueerd.
Want als het natriumgehalte in het bloed variëert, moet het ook in de interstitiële vloeistof variëren, en moet de dosering worden aangepast door vocht af te voeren Zo regelt natrium, samen met kalium, de evacuatie van de urine, terwijl zwavel de evacuatie stuurt.
In de lever en in het bloed voeren ijzer, natrium en zwavel bepaalde transformaties uit die nuttig zijn voor onze gezondheid : het bloed wordt gefilterd om er bepaalde bestanddelen eruit te filtreren, vervolgens worden deze gesorteerde elementen naar hun werkmilieu geleid, waarbij, met de actieve medewerking van zwavel, die elementen worden opgeslagen die daar ter plaatse worden beheerd.
In feite elimineert de lever geen afvalstoffen, maar beheert de inhoud van het bloed en de goede werking de spijsvertering. Het zijn de nieren die afvalstoffen uit het bloed verwijderen.
De onwetendheid over het feit dat zwavel de beslissende factor is voor de bevalling, terwijl oxytocine slechts een hormoon is dat als cofactor fungeert (en pas optreedt na de uitstoot van zwavel door het nog ongeboren kind vlak voor de bevalling), leidt ertoe dat men in de postnatale geneeskunde niet inziet dat alle problemen van de huid (eczeem, allergieën), van de lever (geelzucht), van de spijsvertering... kunnen worden verklaard door een toevallige verstoring bij de geboorte van zwavel en calcium. Het zijn de hormonen die de rol van zwavel als trigger voor de geboorte van een kind hebben gecamoufleerd.
In de huid is zwavel (keratine) een stof die in staat is de interne zuurgraad te verhogen, de pH-waarde van het oppervlak te regelen en zuuraanvallen te genereren om de externe niet-zure elementen te neutraliseren.
Zwavel staat garant voor een goede huidconditie, en zijn kwaliteiten op dit gebied worden ook gebruikt voor het onderhoud van het hoornvlies en de lens (ogen). Aangezien zwavel en zuurstof met de huid worden geassocieerd, is het begrijpelijk dat sulfaten een huidwerking bevorderen. Eczeem, allergieën, huidproblemen... : een plaatselijke massage met zwavel kan ze in een paar uur oplossen.
Natrium (Na+)
Natrium (Na+) is een alkalisch metaal dat, om niet in een basische agressieve toestand in het lichaam te verkeren, steeds moet worden gecombineerd (met bv. zwavel en chloor om sulfaat of chloride te vormen) of in evenwicht moet worden gehouden door een zuur (vitamine of andere zuren waaronder water). De aanwezigheid van alkalimetalen (Na, K, Ca...) vereist de alomtegenwoordigheid van water (een zuur) in het organisme. Dit water moet overal voortdurend gecontroleerd worden (rol van de lymfeknopen) en een plaatselijke zuur/base-wijziging zal een chemische uitwisseling op gang brengen om alle punten in evenwicht te brengen.
Zout (NaCl) is de meest fabuleuze elektrolyt van de natuur, zelfs wanneer het is samengeperst tot een gekristalliseerde vaste stof, blijven de bestanddelen ervan over als Cl- en Na+-ionen. Elektrolyten zijn nuttig voor de pH in het algemeen en voor de metabolische uitwisseling. De nieren en de huid (via het zweet) spelen een belangrijke rol bij de absorptie en uitscheiding van water en elektrolyten, aangezien zij het evenwicht permanent in stand houden.
Elektrolyten zijn chemische verbindingen die in water ioniseren om waterige oplossingen te produceren die elektrische impulsen door ons lichaam geleiden. De meest voorkomende ionen zijn chloor (Cl-), magnesium (Mg2+), natrium (Na+) en kalium (K+). Het evenwicht van de elektrolyten in ons lichaam (plasma/bloed, interstitiële/lymfatische vocht (die de cellen omgeeft), en intracellulair vocht) is zeer belangrijk voor de normale werking van cellen en organen. Deze drie vochten maken tenminste 60% van ons lichaam uit.
Natrium (Na+), als sterk alkalisch metaal, speelt in het organisme een essentiële rol :
Deze mechanismen reguleren zichzelf, met de dagelijkse aanvoer van het nodige zout …
Zout (NaCl) houdt het water in het lichaam niet vast, dat is de rol van zwavel, dankzij albumine. Natrium en kalium zorgen samen voor het mechanisme van de kwantitatieve handhaving van het lichaamswater. Alhoewel zij degenen zijn die de evacuatiekleppen (de nieren) opendraaien, zijn het niet degenen die de regeling ervan bepalen, het is zwavel die deze rol op zich neemt.
De regulering van het calcium in het bloed begint met de hoeveelheid opgenomen zout via de voeding (NaCl) dat door de schildklier gaat (1ste actie), in de maag aankomt voor de aanmaak van zoutzuur (2de actie), wat resulteert in een natrium (Na+) stroom tussen de maag, de milt, de alvleesklier en de bijnieren. Deze stroom zal ook een calciumregulatie teweegbrengen door de productie van natuurlijke insuline en hormonen die het calciumgehalte in het bloed zullen regelen, aan de uitgang van de lever (3de actie).
Zout speelt een belangrijke rol bij de spijsvertering. Wanneer het zout, NaCl, in de maag aankomt, zal het chloor (Cl-) met het aanwezige waterstof (H+) zoutzuur vormen (HCl), terwijl natrium uit de maag in het lymfevocht terecht komt. Dit Na+ zal, via het interstitiëel vocht, de milt, de lever, de bijnieren bereiken om deze organen te verwittigen dat het natriumgehalte veranderd is. De milt zal op de aanwezigheid van natrium, hetgeen de regulatie van kalium (K+) in de milt zal beïnvloeden.
De natriumstroom die tijdens de vertering uit de maag worden verdreven brengt een aanpassing van alkalische metalen op gang thv de milt, de pancreas, de bijnieren, de nieren, de lever, de twaalfvingerige darm :
Natrium in maag → milt (aanpassing natrium/kalium)
Natrium in milt → pancreas (aanpassing natrium/calcium)
Natrium pancreas → bijnieren (aanpassing natrium/mangaan/hormonen)
Natrium bijnieren → nieren (vochtregulatie natrium/kalium)
De maag reageert op het natriumgehalte, de lever reageert op natrium, de nieren reageren op natrium … De rol van de milt is dus in te grijpen op het niveau van het K-gehalte, in samenhang met hetgeen gebeurt in de alvleesklier (aanpassing calcium), met hetgeen in de maag gebeurt (aanpassing van natrium), en in samenhang wat er vervolgens gebeurt in de nieren waar natrium en kalium samen ingrijpen op de regeling van vochten in het organisme.
Wanneer pariëtale (maag)cellen natrium aan de maag onttrekken, wordt dit grotendeels omgezet in bicarbonaat NaHCO3, maar een klein deel natrium genereert een stroompje die het hele maagmilieu beïnvloedt.
Deze stroom van Na+ zal aan de milt de ideale aanpassing doorgeven die kalium seconde na seconde moet volgen. Een verstoring op dit niveau zal onmiddellijk leiden tot een stoornis in de lever voor de aanpassing van natrium en de productie van galzouten, hetgeen de tweede fase van de vertering zou verstoren wanneer het ingenomen voedsel in de twaalfvingerige darm aankomt.
Natrium komt eerst in het bloed, de zenuwen en de cellen terecht ; de milt doet ook mee door het kaliumgehalte in het bloed in evenwicht te brengen.
De essentiële fase van de spijsvertering vindt, dankzij NaCl, plaats in de twaalfvingerige darm. Dit is de plaats waar alle mineralen het lichaam binnen komen, en waar het NaCl, essentieel voor alle lichaamsvochten, wordt aangemaakt. De twaalfvingerige darm speelt dus een sleutelrol : het neutraliseert zuren door middel van een zeer goed gedoseerde base, en integreert vervolgens in het lichaam de mineralen Na, K, Ca, S, Fe, Cu, Mn...
Het zout (Na+ en Cl-) is dus essentieel voor de spijsvertering. Een slecht begrip van de rol van de twaalfvingerige darm leidt tot onbegrip van spijsverteringsproblemen. Bijvoorbeeld :
In het menselijk lichaam zijn de nieren, de lever, de maag en de twaalfvingerige darm met elkaar verbonden en communiceren permanent door chemische uitwisselingen die worden via de epiplonen (doorgangen gevuld met interstitieel vocht (hoofdzakelijk water en zout (NaCl)). Deze elektrolytische stroom komt overeen met een echte elektrische impuls, die de bijnierschors zullen aanzetten om hormonen te produceren die de werking van al deze organen zullen aanzetten een rol te spelen in de lopende vertering, afhankelijk van het zout dat net in de maag uit voedsel wordt geabsorbeerd.
De twaalfvingerige darm is de plaats waar de zuren die uit de maag komen, volledig worden geneutraliseerd dankzij de gal die, samen met de pancreassappen, een sterke base vormen. Zonder deze bewerking zouden de minerale zouten niet worden gevormd en geassimileerd. In feite is de twaalfvingerige darm ook de plaats waar nuttige mineralen (Fe, Ca, Cu, Mg, Mn...), op aanduiden van de mineralocorticoïden (bijnier), in de bloedbaan terecht komen.
De hormonen uit de bijnierschors sturen dus alles...
Natrium is betrokken bij de regulering van het calciumgehalte in de bijnieren. Wanneer natrium (Na+) via het interstitieel vocht de bijnieren bereikt, reageert het met mangaan (Mn2+), activator van de hormonale functie. In het lichaam is mangaan rechtstreeks betrokken bij de regulering van het calciumgehalte (Ca2+). Natrium is zo betrokken bij het evenwicht in de hersenpan, waar natrium de pH regelt, zodat calcium de hersenen van zuurstof voorziet en daarnaast ‘afkoelt’ …
Natrium is dé elektrolyt in ons lichaam : dankzij natrium kunnen vitaminen (zuren) zenuwimpulsen, reacties... plaats hebben, kan kortom alle leven bestaan; er zonder zouden deze functies vertraagd of verstoord zijn …
In de twaalfvingerige darm, waar geen nuttige mineralen geassimileerd worden, moet het eventueel overschot aan natrium (afkomstig van de lever die het natriumgehalte in het bloed regelt), de zuren neutraliseren die de ingenomen hoeveelheid voedsel heeft gegenereerd. Dit betekent dar er niet te veel zout in het lichaam mag zijn. Anderzijds is een gebrek aan natrium gevaarlijk. Wat de hoeveelheid betreft doet de natuur het goed : ons smaakzintuig laat iedereen toe zelf deze aanvoer te doseren naar believen …
Chloor (Cl-)
Chloor (0.2% van het lichaam) is een zuur halogeen. Naast het belang van chloor bij het botmetabolisme (calcium), overal in het organisme bij de elektrolytfunctie, staat chloor op het voorplan met HCl (zoutzuur).
Chloor is de nummer 1 in de spijsvertering, voor de productie van zoutzuur. Zonder chloor is er geen productie van minerale zouten. Zonder zout (NaCl), is er geen regulatie van alkalimetalen in de epiplonische spleet (omentum) met de milt en de pancreas.
Chloor (Cl-) vormt een team met zwavel in alle lichaamsvochten. Het doseert de effecten van zwavelverbindingen in alle stofwisselingsprocessen. Het doseert ook het verschil tussen natrium en kalium in elke cel, aangezien het kaliumgehalte in de cellen hoger moet blijven dan in het interstitieel vocht.
Chloor is hoofdzakelijk aanwezig in het extracellulair midden waar het zorgt voor een ion-evenwicht met natrium. Terwijl chloor er in en uit kan (voor het bewaren van de elektroneutraliteit en de osmolariteit), zijn kalium en natrium van elkaar afhankelijk voor het open of sluiten van de toegang dankzij een ionenpompmechanisme, het Na/K ATPase. Volgens levensnoodzakelijke regels zorgen zij voor een hoog kaliumgehalte in de cel en een hoog natriumgehalte erbuiten. Zuurstof en voeding kunnen via dit mechanisme binnen, terwijl CO2 en afvalstoffen via dezelfde weg worden verwijderd.
Bovendien speelt chloor een nuttige rol bij de natuurlijke productie van ontsmettende stoffen, om zich tegen bacteriën te beschermen.
Calcium (Ca2+)
Zoals tijdens de ontwikkeling van een kuiken, de eierschaal zorgt voor calcium, koper, mangaan ..., levert het skelet permanent dezelfde elementen die nuttig zijn voor de stofwisseling en het leven van alle cellen. Het skelet is een reserve waarin het organisme deze elementen opslaat nadat het ze tijdens de vertering heeft opgenomen.
De stadia van de spijsvertering tonen aan dat de dosering, de aanpassing en de absorptie ervan zeer complex zijn. Het is dus niet de aanwezigheid van deze elementen in de voeding die de gezondheid garandeert, maar de samenwerking van alle factoren die nuttig zijn voor hun opname (waaronder zout, natrium en zwavel). Onvoldoende kennis van bepaalde eenvoudige processen aan het begin van de spijsvertering (rol van zout, NaCl) brengt de meeste mensen ertoe te geloven dat het voldoende is calciumhoudende voedingsmiddelen te ‘eten’ om dat aanvoer ervan naar het skelet te verzekeren. Was het zo simpel, dan zou het eten van kalk, calciumcarbonaat, voldoende zijn om een vitale voorraad te garanderen.
In werkelijkheid zijn een reeks gevarieerde biologische reacties nodig om calcium te vangen. De absorptie ervan verloopt op systematische wijze vanaf de keel (schildklier en bijschildklier) tot in de darmen, via de nieren, de lever en de alvleesklier. De assimilatie van calcium door het hydrolase-enzym steunt op een complexe uitwisseling : de lever en de nieren gebruiken vitamine D3 (zonlicht) om de assimilatie van calcium te stimuleren, in samenwerking met de schildklier, die het calciumgehalte vanuit het skelet in het bloed regelt (hyper/hypo-calciëmie).
Synthetisch vitamine D2 (bestraald ergosterol) is een vergif dat onze slagaders verkalkt. Te mijden.
In deze calciumcyclus komt zwavel tussen in het begin van de cyclus (in de huid) en op het einde bij de wisselwerking osteoblasten (botopbouw) / osteoclasten (botafbraak).
Calcium is een alkalisch metaal, oxiden ervan zijn basen. Calcium is het eerste samenstellend metaal (samen met koolstof, een niet-metaal). In ons organisme is calcium een vitaal element dat betrokken is bij alle fysiologische fenomenen.
In het Periodiek systeem staat calcium onder Mg, naast K en Na, en boven Sr. De relatie van calcium met deze 4 elementen is veel voorkomend. Calcium is vooral actief waar natrium en kalium worden geactiveerd (Na/K pomp in de spieren/zenuwen) en speelt dus een belangrijke rol in de hersenen, centrum van het zenuwstelsel. Wie zenuwproblemen heeft, heeft calciumproblemen, en omgekeerd wie calciumproblemen heeft, heeft zenuwproblemen … Calcium is ook een essentieel metaal voor de spiertonus, voor de bloedstolling, voor het evenwicht tussen alkalische metalen (natrium, kalium).
Elk probleem met calcium zal leiden tot problemen met het skelet (botcalcium), de spijsvertering (calcium in de pancreas en de lever), of de hersenen (calcium in het hoofd). Tussen deze 3 centra doen zich verschillende situaties voor :
Deze driehoeksfunctie, waarin ook de bijnieren een belangrijke rol spelen, conditioneert permanent het evenwicht van de gehele botstofwisseling.
De regulering van calcium gebeurt in de pancreas, tussen de milt en de lever, waar respectievelijk kalium en natrium worden geregeld. De pancreas is verbonden met de milt omdat de regulering van calcium moet gebeuren in overeenstemming met het algemenen kalium- en natriumgehalte in het lichaam.
Twaalfvingerige darm (duodenum) : zuur/base aanpassing
Pancreas : aanpassing calcium (Ca)
Milt : aanpassing kalium (K)
Lever: aanpassing natrium (Na)
De alvleesklier (pancreas) speelt dus een enorme en meervoudige rol zowel bij het reguleren van calcium ten bate van het gehele organisme, als bij het organiseren van de opname en assimilatie ervan in de twaalfvingerige darm, door de regulatie van nuttige alkali-metalen te harmoniseren ...
Vanuit de pancreas worden hormonen (waaronder insuline) naar de lever en de schildklier gezonden om het calcium te reguleren in harmonie met het niveau van het geabsorbeerde (keel) of gereguleerde (lever) natrium, zodat op elk moment de calciumbalans in het gehele lichaam gelijk is.
Insuline regelt het calcium in de lever. Als er te veel calcium in de galblaas terecht zou komen, zou dat de dosering van de basen in de twaalfvingerige darm verstoren. De gal levert een base met natrium, de pancreas een base met calcium. Zwavel zal de galproductie reguleren door zich aan te passen aan de geleverde insuline, zodat calcium de galvloeistof niet verstoort waardoor stenen (galzouten) worden voorkomen. Zonder insuline zou de aanpassing van de basen (die door de lever en de pancreas samen worden geproduceerd om de door de maag geproduceerde zuren in de twaalfvingerige darm te neutraliseren) zeer onwaarschijnlijk zijn : de minerale zouten zouden inderdaad niet kunnen worden gevormd en geassimileerd, en zou leiden tot een gebrek aan calcium.
Wanneer de pancreas het zuur-base-evenwicht in de twaalfvingerige darm niet meer kan verzekeren, zal deze functionele tekortkoming zich vertalen in een verstoring van haar regulatie van calcium.
De schildklier, die het calciumgehalte in het bloed regelt, zal op zijn beurt ontregeld geraken, wat leidt tot disfunctie van de botstofwisseling, van de endocriene sturing van de hypofyse, waarop de lever, de darmen en de nieren ook ontregelt geraken. Als reactie hierop zal de bijnierschors van haar kant het calciummetabolisme pushen, thv het skelet, de schildklier, het bloed en de pancreas. Elk van deze fysiologische reacties keert uiteindelijk terug naar de pancreas. Deze constante marteling maakt de pancreas steeds zwakker. Allemaal veroorzaakt door een aanvankelijk gebrek aan zout ...
Het aanpassingsvermogen van de stofwisseling is zodanig dat een gebrek aan zout (NaCl) geen plotseling effect veroorzaakt. Het lichaam zal trachten het gebrek aan toevoer te compenseren door zijn reserves aan te spreken, door zijn reserves op te sparen, en ten slotte door zijn overlevingsstrategie aan de nieuwe omstandigheden aan te passen.
Mangaan (Mn)
Mangaan is een zuur metaal dat gemakkelijk oxideert (zwarte oxiden). Het wordt opgeslagen in het bot.
Mangaan is essentieel voor de fotosynthese van planten en dus voor de opname van koolstof. Zonder mangaan, geen wortels! De delen die chlorofyl bevatten (groene delen) bevatten dus zeker mangaan. Zijn rijk aan mangaan : Peulvruchten, granen of zaden, noten, hazelnoten, avocado’s, radijzen, enz.…, maar ook vis, weekdieren, schelpdieren … (terwijl in vlees, het mineraal ijzer domineert).
Bij de mens is mangaan betrokken bij hormonale, bot-, zenuw- en lymfefuncties …
De rol van mangaan komt tot uiting in de hormonale wijzigingen die het conditioneert in de bijnieren, regulatoren van emoties, samen met calcium...
Wanneer een veranderding optreedt in de mentale of fysische situatie, van gelijk welk orgaan, zal deze omwenteling een cascade van reacties teweegbrengen met als doel het functionele evenwicht van het orgaan te herstellen.
Het is dus mangaan dat deze cascade in gang zet. Maar bij een stresssituatie heeft het lichaam moeten putten uit zijn reserves van essentiële elementen (Ca, S, Mn).
Voor zover er een permanent evenwicht bestaat tussen wat door de osteoclasten uit het bot wordt genomen en wat door de osteobasten in het bot wordt opgenomen.
Wanneer er onvoldoende mangaan-reserve is, zal de aanhoudende activiteit van de osteoclasten niet gecompenseerd worden door een verhoogde activiteit van de osteoblasten (die mangaan nodig hebben om osteocyten te vormen). De calciumregulatie in het lichaam (pancreas, lever, schildklier …) zal vertragen door zuurstoftekort, met een desorganisatie van het botmetabolisme als gevolg. De normaal door calcium van zuurstof voorziene organen ondergaan dan een gedwongen vertraging en lagere reactiviteit.
Aangezien al deze organen een rol spelen bij de regeling van calcium, zullen de op opeenvolgende golven van chemische activiteit vertragen ofwel tot wanneer aan de initiële behoefte aan mangaan wordt voldaan, ofwel tot een soort uitputting optreedt, een algemene depressie van het lichaam.
Calcium, Natrium, Kalium (Ca, Na, K)
Het calcium in het organisme wordt geregeld door natrium en kalium, tussen de lever en de milt. Door zout te eten (de enige natuurlijke bron van natrium) zorgen we voor de werking van calcium.
In de cel zijn natrium, kalium en fosfor partners van calcium. De Na/K pomp (Na-K-ATPase), algemeen aanvaard als het principe van openen en sluiten van de celmembraan, gebruikt ook calcium als sleutel voor de uitwisseling tussen cellen. Repolarisatie begint met de uitdrijving van Na in ruil voor K door het Na-K-ATPase. De gecreëerde Na gradiënt (3 intracellulair NA voor 2 extracellulair K) maakt de uitdrijving van calcium mogelijk door de Na/Ca wisselaar alsook de terugkeer ervan in het reticulum door het Ca-ATPase. Ook fosfor is er actief (ATP, ADP).
Calcium/Zwavel
Calcium is het eerste alkali-metaal dat essentieel is voor het leven.
Zwavel si het eerste zure element dat nuttig is voor het leven.
Chemisch gezien gedragen calcium en zwavel zich heel verschillend. Zwavel is zuur (of een zuur) maar toch verhoogt zwavel de pH van een alkalische oplossing waardoor de werking van calcium wordt gestimuleerd.
Zwavel is een zuur, calcium een base (zuur/base) : tussen beide elementen ontstaat overal in het organisme een potentiële reactiviteit. Wetende dat calcium een belangrijke rol speelt in zenuwcellen, dan is aanwezigheid van zwavel in het hersenvocht niet toevallig. Deze elektrische reactiviteit zorgt voor een zenuwimpuls waarbij natrium en kalium de twee belangrijkste actoren zijn, met aan het andere eind van de zenuwen de spiercontractie veroorzaakt door zwavel en calcium.
Calcium neemt in het schema van de zenuwimpuls de plaats in van een generator die elektriciteit levert aan de verschillende onderdelen van het menselijk elektrisch circuit. Het skelet vormt, door zijn aanwezigheid in alle delen van het lichaam, een netwerk voor de verdeling van de ladingen en draagt zo bij tot het algemene evenwicht.
Zwavel treffen we vooral aan in plasma-albumine en in rode bloedcellen. Het is dus een nauwe metgezel van calcium. Calcium wordt gestimuleerd door vitamine D3 die ontstaat onder invloed van UV-stralen van de zon op de huid. De huid wordt geactiveerd door zwavel onder de lederhuid, in de lederhuid en daarbuiten.
Zwavel, dat niet vaak voorkomt in de bestanddelen van beenderen, is een bondgenoot van calcium. Overal waar zwavel werkzaam is, moet er ook een nuttige werking van calcium zijn. Zwavel komt voor in het botmetabolisme en reguleert de osteolyse, het evenwicht tussen osteoblasten (botopbouw) en osteoclasten (botafbraak).
Hoewel het skelet een structuur is, is zijn functie niet daartoe beperkt. Het zorgt vooral voor een permanente aanvoer van calcium in het hele lichaam. Alle botproblemen, behalve de accidentele, vinden hun oorsprong in een stofwisselingsstoornis. De werking van het bot wordt aangetast door een verkeerd begrip van het belang van zwavel. Tekorten in het lichaam aan zwavel, calcium en natrium worden vaak in verband gebracht met een gebrek aan zout (Na Cl).
Bloed, dat in de lever en in de nieren wordt gerecycleerd, vervoert calcium en rode bloedcellen, die hun leven beginnen in het beenmerg en eindigen in de lever. Tijdens hun hele activiteitsduur blijven rode bloedcellen geassocieerd aan calcium.
Het onderzoek naar botaandoeningen bij kinderen brengt vaak ook een calcium/zwavelprobleem bij de geboorte aan het licht. Bij zoogdieren en bij mensen is het vitale duo calcium/zwavel vanaf het prille begin bij het leven betrokken.
De onwetendheid over de rol van zwavel als beslissende factor voor de bevalling, terwijl oxytocine slechts een hormoon is data ls cofactor fungeert (en pas optreedt na de uitstoot van zwavel door het kind dat geboren gaat worden), leidt ertoe dat men in de postnatale geneeskunde niet inziet dat alle problemen van de huid (eczeem, allergieën), van de lever (geelzucht …), van de spijsvertering... kan worden verklaard door een toevallige verstoring van het duo zwavel/calcium bij de geboorte. Het zijn de hormonen die de rol van zwavel als trigger voor de geboorte hebben gecamoufleerd.
Het duo calcium/zwavel is betrokken bij alle stofwisselingsprocessen in het menselijk lichaam. De combinatie van deze twee elementen is noodzakelijk voor het leven van alle cellen en in de eerste plaats voor de cellen van organen zoals de hersenen, het bloed, de lever (en de spijsvertering), de schildklier, de pancreas, de bijnieren, de beenderen, de huid … waar ge gliacellen geactiveerd worden door calcium (gliacellen omgeven alle neuronen en zorgen voor de interface tussen de neuronen en de bloedvaten : zij vormen bijvoorbeeld de myeline van vele zenuwen of het essentieel materiaal van witte weefsels die bepaalde organen kenmerken (hersenen, schildkier, bloedvaten, bijnieren, ovaria, teelballen, oogwit, prostaat, placenta, stembanden …)).
Het is begrijpelijk dat, wanneer het botmetabolisme verstoord is, het minder calcium zal leveren en dat alle cellen in het lichaam daar onmiddellijk de nadelige gevolgen van zullen ondervinden, zelfs langdurig als de stoornis aanhoudt. De hersenen zijn de eerste die door deze disfunctie worden aangetast. Het eerste element dat beperkt wordt is zuurstof. Als de hersenen en de zenuwen minder zuurstof krijgen, zal alles vertragen.
Calcium/Magnesium (Ca, Mg)
Het verhogen van de inname van magnesium voorkomt dat calcium, fosfor en silicium op termijn elk hun echte eigen rol spelen.
Bij insulineresistentie is sprake van een lage concentratie van intracellulair magnesium, waartegenover een hoger gehalte staat van intracellulair vrij calcium. In een klein, gedetailleerd onderzoek, uitgevoerd onder diabetespatiënten in de Gazastrook, is gekeken naar de mogelijkheid de insulinegevoeligheid te verbeteren door magnesium te suppleren. Aan de hand van een aantal indicatoren werd vastgesteld dat deze suppletie bepaald zin heeft.
Veel van de fysiologische eigenschappen die aan magnesium worden toegeschreven, behoren eigenlijk toe aan calcium, een zeer actief alkalimetaal, terwijl magnesium chemisch zeer weinig actief is (slechts in ongeveer 300 chemische reacties).
Calcium/Fosfor (Ca, P)
Het belang van het duo fosfor/calcium wordt genegeerd. De plaats van fosfor blijft niet beperkt tot het bot. Het is de motor van vitale energie met ADP en ATP, als meervoudige scharnierpunten van de Krebs-cyclus, betrokken bij metabolische omzettingen in alle weefsels en in alle cellen.
De aanwezigheid van fosfor (fosfaturie) in het organisme wordt bepaald zowel door een goed gereguleerde calciëmie in het bloed als door een goede toestand van het skelet (opslagplaats).
De regulering van de pH en de collageenfunctie berust op de werking van calcium, maar ook van fosfor in ADP en ATP.
Calcium/IJzer (Ca, Fe)
IJzer speelt, samen met calcium en zwavel, een belangrijke rol in
IJzer valt op doordat het bepaalde weefsels en organen rood kleurt. Zijn rol als zuurstofdrager van de longen naar verschillende delen van het lichaam is welbekend, Maar niet het gehele lichaam is rood …
Vitale functies zijn specifiek wit : de hersenen, de schildklier, de pancreas, de bijnieren, de ovaria, de teelballen … In deze weefsels neemt calcium de plaats in van ijzer om het zuurstof te transporteren, essentieel voor het goed functioneren van al deze organen.
In de hersenen zou de intense elektrische uitwisseling tussen de twee hersenhelften in het gedrang kunnen komen als ijzer de zuurstof in de hersencellen bracht. Door calcium te kiezen voor deze lokale functie, heeft de natuur een vangnet gecreëerd dat ons denken beschermd tegen het risico op kortsluiting, dat een chemische zwakte zou kunnen veroorzaken. De aanwezigheid van calcium zal belangrijk blijken rond de slagaders en arteriolen, die bloed naar de hersenen vervoeren.
De kleur van de bijnieren en de pancreas (rozig of witachtig) toont aan dat ook in deze organen calcium belangrijker is dan ijzer voor hun zuurstofvoorziening. Wat de rol van de pancreas in de regulatie van calcium bevestigt. Het is dankzij calcium dat de zuurstofvoorziening van alle cellen van de witte weefsels optimaal is : hersenen, alle endocriene en exocriene klieren, oogwit, stembanden, glia-cellen...
Dit detail maakt het mogelijk bepaalde overeenkomsten te zien tussen de cellen van de bijnieren en die van de hersenen. Dit wil niet zeggen dat de bijnieren een tweede brein zijn, maar het is belangrijk te begrijpen waarom zoveel hormonen worden geproduceerd om impulsief op alle stress-spanningen te reageren.
Calcium/Mangaan (Ca, Mn)
De rol van mangaan wordt nog steeds onderschat omdat men denkt dat magnesium het kan vervangen. Magnesiumkuren leiden alleen maar tot een ontregeling van het lichaam, die veel beter en sneller verloopt met de toevoer van calcium en mangaan, via voedingsmiddelen die de assimilatie ervan mogelijk maken.
Mangaan en calcium bepalen een actie die van de bijnieren naar het bot (eerst lumbaal en vervolgens het skelet). Startend met mangaan leidt elke hormonale verandering tot een volledige reset van de calciumcyclus met veranderingen in de zuurstofvoorziening van de hersenen en de endocriene klieren, het celleven en de botstructuur.
De bijnieren (zetel van de emotie met de verschillende stressregulerende hormonen) worden door mangaan gestimuleerd (mangaan wordt ook in de botten opgeslagen). Wanneer emotie optreedt, zal mangaan uit het bot naar de bijnieren worden geroepen. Osteoclasten gaan hiervoor aan het werk en stellen hierbij ook calcium vrij. Naarmate het calciumgehalte stijgt, zal de schildklier worden gestimuleerd.
Calcium/Zwavel/Mangaan (Ca, S, Mn)
Wanneer zich een psychische of lichamelijke verandering voordoet, stimuleert dat de bijnieren, die onmiddellijk een vijftigtal hormonen moeten produceren opdat het gehele lichaam op een coherente manier zou reageren. Voor deze dringende productie hebben de bijnieren een voorraad Mn nodig, die ze uit het bot halen. Een kettingreactie wordt in gang gezet, met de hulp van Ca/S/Na/K...
Sinds de ontdekking van synthetische hormonen en hun effecten is niemand meer geïnteresseerd in het Mn/Ca/S-proces... Hormonen zijn echter niets anders dan chemische boodschappers die een chemische functie moeten stimuleren, uitsluitend gebaseerd op chemische elementen. Op het postkantoor bezorgt de postbode de brieven, maar hij is niet diegene die ze schrijft, noch diegene die ze leest. De rol van postbode is alleen om een boodschap af te leveren …
Het Mn/Ca/S-proces volgt een logica waarbij in elke fase vele hormonen betrokken zijn. Indien men niet weet welk element bij het metabolisme betrokken is, wordt het gebruik van hormonen of moleculen, hoe geschikt ook, gevaarlijk. Inwerkend op hun functie veroorzaken de meeste chemische ingrepen stoornissen in de Ca en S-cycli. Dit leidt tot ongewenste ‘bijwerkingen’ in het botmetabolisme, en in de bloed- en leverfunctie. En aangezien wij ons meer bekommeren om de gezondheid van het hele lichaam, streeft elke specialist ernaar de toestand van het metabolisme dat hij onder zijn hoede heeft te verbeteren, en laat hij aan andere specialisten over om de chemische cascade verstoorde metabolismen weer in orde te brengen.
De 3 elementen (Mn, Ca, S) komen in aanzienlijke hoeveelheden voor in : Comté kaas, eieren, hazelnoten, walnoten, amandelen, koffie, brood, chocolade, uien, kolen...
In ieder geval, wanneer een persoon gehandicapt is door zorgen die duiden op stoornissen in de calcium-cyclus, zal een natuurlijke toepassing die calcium/zwavel ondersteuning brengt, uitwendig door absorptie van zwavel door de huid (baden, maskers van zwavelhoudend water, massage met een zwavelsteen) en inwendig door een natuurlijke voeding rijk aan calcium/zwavel ... ) zou heel goed kunnen reageren op alle gezondheidsproblemen. Het gebruik van klei samen met zwavel/calciumrijk water zal het welzijn van deze behandelingen verhogen. De bijproducten zullen de metabolismen stimuleren waar zij een rol spelen (ijzer → bloed, natrium/kalium → zenuwen...). De aanwezigheid van mangaan is ook een voordeel en is zichtbaar als een lichte zwarte verkleuring (zoals de koffie waarin mangaan ook veelvuldig voortkomt).
Hoe thuis calciumsulfaat-water bereiden ?
Alles wat je nodig hebt is wat gips (plâtre de Paris, modelleer-gips). Dat is 100% calciumsulfaat. Deze plaaster verdund in water (2 tot 3 eetlepels pleister op 6 L water (3g per L) volstaat voor een voet- of handbad, of voor een toepassing op pijnlijke plaatsen). Door 4 of 5 dagen een kwartier per dag te baden, zullen degenen die er last van hebben hun rugpijn of zware benen voelen verminderen … Andere pijnlijke plaatsen mogen met hetzelfde mengsel ingewreven worden.
Om de effecten van deze thuisbehandeling te versterken, zijn voedingsmiddelen rijk aan mangaan aan te bevelen (peulvruchten, granen, zaden, noten, hazelnoten, avocado’s, radijzen evenals vis, weekdieren, schelpdieren... enz.).
Zie ook : https://www.chimienaturelle.fr/platre-de-paris
Zie ook : https://www.chimienaturelle.fr/
ZOELHO (c) 2006 - 2025, Paul Van Herzele PharmD Laatste versie : 06-jul-25
De lezer dient steeds in acht te houden dat de beschreven curatieve eigenschappen in geen enkel geval het medisch advies vervangen, welke steeds onmisbaar is bij het stellen van een diagnose en bij bepaling van de ernst van de aandoening. Wel wordt de gebruiker gestimuleerd beslissingen met betrekking tot zijn gezondheid te nemen, op basis van eigen research, steeds in samenspraak met een professionele gezondheidswerker.
In alle gevallen valt het gebruik van dit programma enkel onder de controle, het beheer, de risico's en de verantwoordelijkheden van de gebruiker.